Een Bananenrepubliek: wat is het?

In de stripboekenreeks De avonturen van Kuifje is het fictieve land San Theodoros, waar de fascistische generaal Tapioca (cassave zetmeel) en generaal Alcazar (type Fidel Castro) elkaar de tent uitvechten een karikaturale schets van wat denigrerend een bananenrepubliek genoemd wordt. In deze voorstelling van een Latijns-Amerikaans land waar de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie (1922-91) de koude oorlog opwarmen, worden echter niet de werkelijke krachten die aan het werk zijn getoond.

Wat is het wel?

In realiteit, is een land dat beschimpend met de term Bananenrepubliek wordt aangeduid een politiek corrupt instabiel klein land, vaak gelegen in Midden-Amerika. Voor inkomsten is het afhankelijk van de export van een kleine diversiteit aan producten of grondstoffen. Het land drijft volledig op de instroom van buitenlands kapitaal waarbij de investeringen komen van bedrijven die het voorzien hebben op de grondstoffen en goedkope arbeidskrachten. Deze staten en zijn burgers zijn nauwelijks in staat hun eigen lot te sturen.

De geschiedenis van de bananenrepubliek begint met de introductie van de banaan in de Verenigde Staten. De uit Azië afkomstige voedzame vrucht werd in de tweede helft van de 19e eeuw populair als exotisch alternatief voor de lokaal geteelde appels. De basis voor grootschalige cultivatie werd gelegd door Amerikaanse bedrijven die bezig waren een spoorweg aan te leggen in Costa Rica en met behulp van de banaan hun arbeidskrachten konden voeden.

De term werd voor het eerst gebruikt door de auteur O. Henry (William Sydney Porter, 1862-1910) in zijn boek Cabbages and Kings uit 1904 nadat hij naar Honduras was gevlucht voor het begaan van bankfraude en de hierboven beschreven situatie observeerde. Hij zag hoe bedrijven uit de Verenigde Staten, zoals de United Fruit Company (het huidige Chiquita) – met de omineuze bijnaam de octopus – en de Standard Fruit Company (het huidige Dole) de Midden- Amerikaanse landen volledig in de tang hielden en met behulp van een marionettenregering economisch uitbuitte. De macht van deze bedrijven was aanzienlijk groter dan de eigen bewegingsvrijheid van de lokale regeringen, laat staan van het volk.

Een bananenrepubliek is typisch een land met een staatskapitalistisch systeem en kent een sterk hiërarchische samenleving. Vaak een armoedige arbeidersklasse met een plutocracy (bestuursvorm waarin de rijksten aan de macht zijn en de wetgeving voor grote groepen binnen een samenleving bepalen) daarboven, bestaande uit de bedrijfs-, politieke- en militaire klasse. Deze kleine bovenlaag domineert de economie en de politiek in een systeem waarbij corruptie en het verstrekken van smeergeld aan de orde van de dag is met als doel de exploitatie van grootschalige bananenplantages.

Guatemala

Neem Guatemala in het jaar 1899. Op dat moment onder de repressie van de dictator Manuel Estrada Cabrera (1857-1924) die de deuren open zet voor de komst van de United Fruit Company (UFC). Dit bedrijf is opgericht door de robber barons Minor C. Keith (1848-1929) en Andrew W. Preston (1846-1924) die zagen hoe andere bedrijven hun voordeel deden met de ruim aanwezige grondstoffen en goedkope arbeid – vaak zwarte arbeiders uit de Caraïben – in Midden-Amerika. Dit wilden zij ook, en meer. Niet alleen controle over de plantages maar ook controle over de spoorwegen, havens en verregaande invloed op de overheden.  Peter Chapman schrijft in zijn boek Bananas: “they treated countries as their own ‘private fiefdom’”. 

Keith (die getrouwd was met de dochter van de toenmalige president van Costa Rica) en Preston zagen hun kans schoon toen bleek dat Cabrera niet stevig in het zadel zat. Door deals te sluiten en de dictator te helpen, verwierf de United Fruit Company enorme winsten en macht in Guatemala. Binnen twee jaar was het bedrijf zelfs ingehuurd door de regering om de nationale postdienst van het land te beheren.

In de volgende decennia gaat het van kwaad tot erger totdat in 1944 door middel van de eerste verkiezingen in Guatemala de hervormingsgezinde president Juan José Arévalo (1905-90) aan de macht komt. Het land genoot in deze periode enige stabiliteit en een aantal jaren later werden er democratische verkiezingen gehouden waarna de links leunende Jacobo Árbenz Guzmán (1913-1971) gaat regeren.

Árbenz zette zich in voor de verbetering van zijn land, maar maakte een fatale fout door zich te verzetten tegen de heerschappij van de United Fruit Company. In een poging om land te herverdelen onder arme landloze boeren en om de afhankelijkheid van het land te verminderen voerde hij hervormingen door.

Dit zinde United Fruit niet en deed een beroep op zijn aanhangers in de VS op zoek naar wraak. Gelukkig voor de UFC, bood de toenmalige staat waarin de wereld verkeerde, de koude oorlog, een uitkomst. Anticommunistische sentimenten in de VS waren op een hoogtepunt, waar de UFC gretig misbruik van maakte. Op het moment dat Árbenz communisten stemrecht verleende sloeg het bedrijf alarm en keek naar de Amerikaanse regering om in te grijpen.

Dit bleek eenvoudig, aangezien een groot aantal leden binnen de Amerikaanse overheid belangen in het bedrijf had. Onder hen was minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles (1888-1959), wiens advocatenkantoor Sullivan & Cromwell in New York UFC vertegenwoordigde. Zijn broer, Allen Dulles (1893-1969), had in de raad van toezicht van de UFC gediend en was ook net benoemd tot directeur van de nieuw opgerichte CIA. Zelfs de pr-functionaris van het fruitbedrijf had banden met de regering als echtgenoot van de privésecretaris van president Eisenhower (1890-1969).

Was er een rechtsgeldige basis om in te grijpen om Amerikaanse belangen te beschermen? De populaire Monroe-doctrine, waarbij Europese mogendheden uit Amerika’s achtertuin gehouden diende te worden, bood geen volledige uitkomst. Dus werd de Roosevelt Corollary – die voorstond dat de Verenigde Staten het recht hadden om de ‘internationale politieman’ te spelen om een einde te maken aan in hun ogen wandaden of onrust op het westelijk halfrond – gebruikt. 

Zo begon de CIA operatie PBSUCCESS, een geheime missie met als doel om Árbenz uit zijn ambt te zetten. Dulles koos de ontevreden Guatemalteekse functionaris Carlos Castillo Armas (1914-57) om een oppositie te rekruteren en van binnenuit de staatsgreep te leiden. Op 17 juni 1954 bracht de Amerikaanse regering het plan in actie dat het begin zou markeren van een bloedig tijdperk van revoluties en een burgeroorlog (1960-1996).

Terwijl de UFC bezig was met het verspreiden van massale anticommunistische propaganda in de VS,  is een kleine groep mannen bezig Guatemala binnen te vallen. De CIA gebruikte meerdere misleidende strategieën om het bereik van wat in werkelijkheid een zeer kleine operatie was, te vergroten. Een klein aantal vliegtuigen bombardeerde strategische punten in Guatemala-Stad, blokkeerde Guatemalteekse radiosignalen en nam de controle van de uitzendingen over om propagandaberichten te verspreiden. Dit om de werkelijke omvang van de revolutie groter te laten voordoen. Árbenz nam tevergeefs contact op met president Eisenhower voor hulp, niet wetende dat zijn vermeende bondgenoot achter de aanval zat. Ondertussen nam de United Fruit Company negentig procent van de markt in handen.

De ondermijning van Centraal-Amerikaanse staten door Amerikaans kapitaal (corporate colonialism) in een onderonsje met de politiek heeft desastreuze gevolgen gehad voor de mede door de VS gecreëerde bananenrepublieken. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden alleen al in Guatemala 200.000 mensen gedood bij guerrilla-aanvallen, repressie door de overheid en de burgeroorlog.

Tegenwoordig

Hoewel dit voorbeeld duidelijk de greep van de United Fruit Company op Guatemala laat zien, is het nog belangrijker om te onthouden dat dit slechts een van de vele voorbeelden is van bedrijven die hebben geprofiteerd van het concept van deze bananenrepublieken. Bedrijven als Chiquita en Dole hebben een grote rol gespeeld in de koloniale uitbuiting van Midden-Amerikaanse landen. Dit ging vaak nadrukkelijk samen met steun van en de schadelijke inmenging in de interne politiek van soevereine staten door, de Amerikaanse overheid, die sterke imperiale neigingen kent – het trackrecord van de VS op dit gebied is eindeloos.

In het neokoloniale voedselsysteem (koffie. cacao, suiker uit riet) van vandaag eten we in Europa hoofdzakelijk bananen van het type Cavendish, geproduceerd op grote monocultuurplantages waar de bananenplanten extra vatbaar zijn voor ziektes. De landarbeiders werken onder slechte omstandigheden (schadelijke pesticiden) mede omdat het onderdrukken van vakbonden de regel is. Het loon dat de landarbeiders krijgen is nauwelijks voldoende om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen. De plantage-eigenaren en de grote fruitbedrijven strijken de winsten op terwijl de supermarkten bananen beneden de kostprijs aanbieden om klanten te lokken en de landarbeider en de kleine boer berooid achterblijven. 

Dit vraagt in een geglobaliseerde wereld waar dit soort informatie voor het oprapen ligt om een kritische consument die bereid is meer te betalen om zo de werkelijke kosten van de bananenproductie te dekken. Hierbij moeten overheden en het bedrijfsleven neoliberaal handelsbeleid loslaten en eerlijke handel en transparante bedrijfsvoering nastreven. Ons voedselsysteem moet gedekoloniseerd worden voor een rechtvaardiger voedselsysteem waarin mensen in het globale zuiden ook een goede boterham kunnen verdienen. 

Verder lezen, kijken en luisteren:

  • Colby, the business of empire: United Fruit, race and the U.S. expansion in Central America, 2011.
  • Chapman, Bananas: How the United Fruit Company shaped the world, 2007.
  • Koepel, Banana: The fate of the fruit that changed the world, 2008.
  • Gertten, Bananas!*, 2009. (documentaire)